23294 |
hoop |
hoop:
duə is gen hoo[ə}p meͅ (P197p Heers)
|
Er is geen hoop. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hi̯ǫ̃n (P197p Heers),
jō.nǝ (P197p Heers)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
19675 |
hor |
groene draad:
grønən druu̯ət (P197p Heers),
moustiquaire (fr.):
vlieg=mouche P 212 heeft moustik\'\\r
nustikɛər (P197p Heers)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
18233 |
horloge |
horloge:
en goow erloge (P197p Heers)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
17812 |
houden |
houden:
hā (P197p Heers)
|
houden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
gjan: a zoals in kerkban, een weinig uitgerekt
jomet gjan ziejən (P197p Heers)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
19552 |
houten lepel |
polleper:
pou̯løpər (P197p Heers)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34367 |
houten stamper |
aardappelstomper:
i̯apǝlstūmpǝr (P197p Heers),
patattenstomper:
pǝtatǝstūmpǝr (P197p Heers)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
lijm:
lējǝm (P197p Heers)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
hond:
hō.nt (P197p Heers)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|