e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid vel: vèl (Heijen) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers schilfers: schielver (Heijen) schilfer [SGV (1914)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hȳf (Heijen) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hȳfkar (Heijen) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen belken: Bèlke heurt bïj blaage  bèlke (Heijen), Bèlleke heurt bïj blaage  bèlleke (Heijen), beuken: klèène Jan bökte umdat ie de bóks vol haj  bôôke (Heijen), blren: Mótte da toch ¯s heure, ¯t kè.ltje blèèrt de heele buurt bïj mekaor  blèère (Heijen), brullen: Zuu.t mar, d¯r brult niks as de kop (minder erg dan het lijkt)  brulle (Heijen), grijnzen: Ons troeleke hèt iets ónder dew leeje; ze duut niks as gri.ngze  gri.ngze (Heijen), zie gri.ngze  gri.nze (Heijen), zumpen: Lig d¯r nów nie d¯n heelen aovend te zó.mpe, ik kan d¯r ók niks én doe.n  zó.mpe (Heijen) huilen || huilen, schreeuwen || huilen, schreien, janken || huilen, verdrietig zijn, klagen, dreinen || schreien, huilen III-1-4
huilen, schreien schreeuwen: schrauwen (Heijen), schreien: schrèjen (Heijen) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hys (Heijen), boven de puntjes nog een v-tje  hüs (Heijen), hut: høt (Heijen) huis [SGV (1914)] || hut, huis, woning III-2-1
huishouden huishoud: hyshalt (Heijen), hyshālt (Heijen), huishouden: hyshāldə (Heijen), boven de puntjes nog een v-tje  hüshalden (Heijen) huishouden [SGV (1914)] || huishouden, huishouding III-2-1
huismus, mus huisklut: huusklut (Heijen), huusklöt (Heijen), kloerts: kloerts (Heijen), klut: klut (Heijen), klöt (Heijen), kluts: klöts (Heijen), mus: mus (Heijen), musch (Heijen), musschen (Heijen), mv. musse; dim. muskes  mus (Heijen) huismus || mus || musch [SGV (1914)] || musschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: [verkortingsboogje boven de ü ]  hüsvlieg (Heijen), vlieg: vlie.g (Heijen), vlīēg (Heijen) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2