25649 |
braak |
deegbrakemachine:
dęjxbrākǝmašinǝ (L292p Heythuysen)
|
Werktuig voor het braken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 265 wordt er een gat in de werkbank gemaakt waarin een vierkant ijzer dat rond uitloopt, wordt vastgeschroefd. Via een hefboombeweging wordt dan het deeg gekneed. De informant van K 359 spreekt van een "houten blok waarop een ijzeren lat, ± 1m lang, scharnierde". Zie afb. 24. [N 29, 89b; N 29, 89a; monogr.]
II-1
|
33653 |
braakland |
braakland:
brǭkla.njtj (L292p Heythuysen)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
32706 |
braakland bewerken |
braken:
brǭkǝ (L292p Heythuysen),
puinen:
pø̜i̯nǝ (L292p Heythuysen)
|
Op een akker die men - vroeger overeenkomstig het drieslagstelsel, later om een bijzondere reden - een seizoen braak liet liggen, werd dat jaar geen gewas verbouwd. Een dergelijke akker werd echter wel verschillende malen ondiep geploegd en grondig afgeëgd, zulks om hem te zuiveren van hardnekkig onkruid, zoals kweek, en tevens om hem niet de voedingsbodem te laten zijn van gemakkelijk tierend onkruid in het algemeen. Voorzover de onderstaande termen geen object noemen, veronderstellen zij "de akker" of "het stuk" als object. In braken zal soms, in zomervoren meestal de betekenis "niet benutten voor de teelt", "braak laten liggen" meespreken. Men zie daarom ook de lemmata braakland en braak (laten) liggen. De woorden braken, belken en stropen komen ook in de lemmata ondiep ploegen en stoppelveld ploegen voor. [JG 1a; N 11A, 134b + 137q; N 11, 45 + 47 add.; monogr.]
I-1
|
33654 |
braakliggen |
braken:
brǭkǝ (L292p Heythuysen)
|
Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.]
I-8
|
24501 |
braambes |
bramelen:
bromel (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen),
bramelten:
braomelt (L292p Heythuysen),
brōͅməltə (L292p Heythuysen),
bramerten:
braomerte (L292p Heythuysen),
brömert (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
braam(bessen) [RND] || braam^bes || braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
bramelen:
brōmǝlǝ (L292p Heythuysen),
bramelten:
bromǝltǝ (L292p Heythuysen),
bramerten:
brǭmǝrtǝ (L292p Heythuysen)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24474 |
braamstruik |
bramen:
brieëm (L292p Heythuysen)
|
braam (struik) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18034 |
braken |
braken:
braken (L292p Heythuysen),
keuken:
keuken (L292p Heythuysen),
käöke (L292p Heythuysen),
kotsen:
koetse (L292p Heythuysen)
|
Braken of breken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 292 worden, als het deeg klaar is na een maand liggen, werkende stoffen o.a. honing, potas en ammoniak met koolzuur in het deeg gebracht. Het deeg wordt dan met de braak gekneed en omgegooid. De ligperiode van het deeg vooraf kan variëren van een paar dagen (Q 112) tot een halfjaar (Q 198b) of zelfs een jaar (L 271). Het deeg moet eigenlijk verstorven zijn. [N 29, 89a; monogr.] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)]
II-1, III-1-2
|
19860 |
branden |
afborren:
āfbǫrǝ (L292p Heythuysen),
afbranden:
āfbranjǝ (L292p Heythuysen),
branden:
branjǝ (L292p Heythuysen)
|
Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32]
II-1
|
20562 |
brandewijn |
brandewijn:
brandewien (L292p Heythuysen)
|
brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|