e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelen kegelen: kegele (Hoepertingen, ... ), keigele (Hoepertingen) Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: du junt nimɛi bɛ də kiigəls gəspɛ.ilt (Hoepertingen), kegels (Hoepertingen, ... ), keigels (Hoepertingen) Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: kalder (Hoepertingen), kaldər (Hoepertingen) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1
kelk kelk: kelk (Hoepertingen, ... ), puntje onder beide es  enə kelək (Hoepertingen) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] || Een kelk. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kelkduukske (Hoepertingen) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje lepertje: leuperke (Hoepertingen) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
keper keper: kajpǝr (Hoepertingen) Weefsel met keperbinding. [N 62, 75f; N 59, 201; N 62, 89a] II-7
kerel kadee: kadɛi (Hoepertingen), kerel: da is eine rauwe kjal (Hoepertingen), da is inne rauwe kjaal (Hoepertingen), keərel (Hoepertingen), kja‧l (Hoepertingen), kɛj‧rəl (Hoepertingen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
keren draaien: dręjǝ (Hoepertingen), omdraaien: ømdręjǝ (Hoepertingen) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: en ho[u}gə kerk (Hoepertingen), kerək (Hoepertingen), keͅrk (Hoepertingen), keͅrək (Hoepertingen), kèrk (Hoepertingen) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || Een hoge kerk. [ZND A2 (1940sq)] || Een kerk. [ZND A1 (1940sq)] || Kerk. [ZND 01 (1922)] III-3-3