20166 |
zindelijk |
proper:
proper zijn (P188p Hoepertingen)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
zingen:
zenge (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
n vergeten??
zeiige (P188p Hoepertingen)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
23502 |
zingende mis |
zangmis:
zankmès (P188p Hoepertingen)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (P188p Hoepertingen),
bāŋk (P188p Hoepertingen),
ba͂ŋk (P188p Hoepertingen)
|
bank [ZND A1 (1940sq)] || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitə (P188p Hoepertingen)
|
zitten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kont:
koͅnt (P188p Hoepertingen)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zyKə (P188p Hoepertingen)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
de borst geven (P188p Hoepertingen)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (P188p Hoepertingen)
|
zolder [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
bolder:
biǫldǝr (P188p Hoepertingen),
bi̯ǫldǝr (P188p Hoepertingen)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|