22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
si‧ndərkla‧wəs (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)]
III-3-2, III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
səloͅtə (P188p Hoepertingen)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22477 |
sjoelen |
sjoelen:
sjoelen (P188p Hoepertingen)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅət (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
haləf dòut Xəhòut (P188p Hoepertingen),
zoe blauw gehoot as enne lap (P188p Hoepertingen),
zwad in blòu (P188p Hoepertingen),
zwat gehôûwd (P188p Hoepertingen)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
33028 |
slaan met de zicht |
kappen:
kapǝ (P188p Hoepertingen)
|
De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.]
I-4
|
25342 |
slachten |
dooddoen:
dowtujn (P188p Hoepertingen),
slachten:
sláxtǝ (P188p Hoepertingen)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25343 |
slachtklaar |
goed voor het slachthuis:
gūt vørǝt slaxhǫǝs (P188p Hoepertingen)
|
Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78]
II-1
|
34049 |
slachtrijp |
goed voor het slachthuis:
gu.t vǝr ǝt slaxhoǝs (P188p Hoepertingen),
vet:
vɛt (P188p Hoepertingen)
|
Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78]
I-11
|
17871 |
slag |
slag:
sloch (P188p Hoepertingen)
|
slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|