22458 |
mei |
mei:
Sub mee: Ze steken de meiboom als de ruwbouw opgetrokken is.
dë mee stêkë (Q077p Hoeselt),
meiboom:
meeboom (Q077p Hoeselt)
|
[De meiboom steken]. || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
mǭx (Q077p Hoeselt)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
diön (Q077p Hoeselt),
haagdoorn:
hôogdjon (Q077p Hoeselt),
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
hāōgedwon (Q077p Hoeselt),
hagenbloempjes:
de bloemen zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
hoagebleumkes (Q077p Hoeselt),
hagendoorn:
de stam zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
hoagedjeun (Q077p Hoeselt)
|
haag- of meidoorn, met rode bloemen [ZND 24 (1937)] || haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] || haagdoorn
III-4-3
|
24331 |
meikever |
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
moͅllər (Q077p Hoeselt),
pijpje:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; vrouwtje
pijpke (Q077p Hoeselt),
ronkkever:
ronkkêver (Q077p Hoeselt),
ronkkêvër (Q077p Hoeselt),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
ronkkèver (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21699 |
meineed |
valse eed:
valsën éed (Q077p Hoeselt)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
33553 |
meiraap |
raap:
rwope (Q077p Hoeselt)
|
De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)]
I-7
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
lief:
më lief (Q077p Hoeselt),
meidje:
het metske (Q077p Hoeselt),
metske (Q077p Hoeselt),
më mètske (Q077p Hoeselt)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
verloofde:
verloofde (Q077p Hoeselt)
|
verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18736 |
meisjeshemd? |
onderlijfje:
onnerlèfke (Q077p Hoeselt)
|
Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18583 |
meisjesondergoed |
mdchensondergoed:
metskesonnergōēd (Q077p Hoeselt)
|
Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|