e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag val: val (Hoeselt, ... ), và:l (Hoeselt) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: zij (Hoeselt), zīj (Hoeselt) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig dol: deul (Hoeselt), deul zien (Hoeselt), draaiachtig: drĕe-ĕetëg (Hoeselt), drè-ètich (Hoeselt), drê-êtich (Hoeselt), duizelig: dauzelig (Hoeselt), duizelig (Hoeselt), verduizeld: verdauzelt (Hoeselt), verduizeld (Hoeselt), zat: zeat (Hoeselt), zot (Hoeselt), zô:t (Hoeselt) duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: duzəntpōt (Hoeselt) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon gezel: gëzellë (Hoeselt) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dulden uithouden: awthâge (Hoeselt) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dunne melk dunne melk: døn mē̜lk (Hoeselt), døn męlǝk (Hoeselt) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal plastron (fr.): plastroͅ (Hoeselt) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous zwarte, een -: zwatten (Hoeselt) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durfal kadee: kedé (Hoeselt) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4