20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
groetmoeër (L414p Houthalen),
grŏĕtmŏĕddər (L414p Houthalen),
grutmudər (L414p Houthalen),
paat:
kindertaal; cf. Roukens, p. 306 "Patin-Pate"; vgl. lemma "peettante/meter
paat (L414p Houthalen)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grootvader:
groetvaer (L414p Houthalen),
grutva͂dəer (L414p Houthalen),
grutva͂dər (L414p Houthalen),
peter:
kindertaal
peter (L414p Houthalen)
|
grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
geleg:
gǝlīǝx (L414p Houthalen)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
22056 |
grote duiventeek |
teek:
teek (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote duiveteek of mijtteek: zuigen bloed s nachts bij broedende vogels. Larven als rode speldeknoppen onder de vleugels en in de hals. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hup (L414p Houthalen),
hoop (zand):
hup sant (L414p Houthalen),
partij:
pərteͅi (L414p Houthalen),
tas:
(koren, stro),
tas (L414p Houthalen),
vracht:
vraxt (L414p Houthalen)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND B2 (1940sq)] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
grute hostie (L414p Houthalen)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
tumpel:
nən tømpəl (L414p Houthalen),
tumpel (L414p Houthalen),
een stenen knikker, groot of klein, heet altijd een stiene tumpel
tumpel (L414p Houthalen)
|
Een dikke glazen knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Grosser Wurfmurmel. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
22141 |
grote mand met diverse onderverdelingen |
korf van 10:
kûrf van 10 of 12 (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbele korf:
dobbele kûrf (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22143 |
grote mand waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden |
kevie:
kieven (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de grote manden waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|