28832 |
patroon, dessin |
tekening:
tīkǝneŋ (L414p Houthalen)
|
Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW]
II-7
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
patroen (L414p Houthalen),
baas (m)
ne patron (L414p Houthalen),
heilige (m)
ne petroen (L414p Houthalen)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
de paws (L414p Houthalen),
paus (L414p Houthalen),
pouws (L414p Houthalen)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
24060 |
pauselijke zegen |
pauselijke zegen:
pauselijke zeege (L414p Houthalen)
|
De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33562 |
peen, wortel |
poten:
pote (L414p Houthalen),
"Lillo" in de nabijheid van Houthalen
poete (L414p Houthalen)
|
I-7
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
peer (L414p Houthalen),
piër (L414p Houthalen),
piər (L414p Houthalen),
péér (L414p Houthalen)
|
[ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)]
I-7
|
20414 |
peetoom |
peter:
peter (L414p Houthalen),
peteren:
peetere (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
peteren (L414p Houthalen),
pētərə (L414p Houthalen)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
pāt (L414p Houthalen),
poat (L414p Houthalen),
pààt (L414p Houthalen),
wijsvrouw:
wijsvroa (L414p Houthalen)
|
hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
30887 |
pek |
pik:
pek (L414p Houthalen)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pikdraad:
pekdrǭt (L414p Houthalen)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|