e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjalot sjalot: sjelot (Hushoven), sjarlot: scherlotten (Hushoven) [DC 13 (1945)]sjalot I-7
sla, algemeen salade: slaaj (Hushoven) sla I-7
slaan slaan: slaoən dich um dien oèren (Hushoven), slòan (Hushoven) ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2
slagijzer klopijzer: klǫp˱ī.zǝr (Hushoven) Het stuk ijzer waarmee de mandenmaker het vlechtwerk dichter opelkaar slaat. Zie ook afb. 277. In Stokkem (L 423) werd dit werk met de zijkant van de hand gedaan; in Diepenbeek (Q 71) beschermde men de hand daartoe met een stuk leer. [N 40, 56; monogr.] II-12
slak kelderslak: kêlderslek (Hushoven), slak: slek (Hushoven) kelderslak || slak III-4-2
slang slang: slang (Hushoven) slang III-4-2
slappe koffie foezel: foezel (Hushoven), klaterjanus: klaaterjaanes (Hushoven), schotelswater: schootelswaater (Hushoven), schotelwater: schoeëtelwaater (Hushoven), schootelwaater (Hushoven) slappe koffie || slechte koffie III-2-3
slecht bemesten op gods geluk boeren: ǫp ˲gǫts ˲gǝlø̜k˱ bōrǝ (Hushoven), uitleuteren: ūtlø̄tǝrǝ (Hushoven) Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.] I-1
slecht mens, slechte kerel filou (fr.): fieloe (Hushoven), schoft: schóft (Hushoven), schurk: schörrek (Hushoven) schoft, schurk || schurk III-1-4
slechte drank bocht: Det lös ich neet mieër, det és bócht  bócht (Hushoven) slechte waar of drank III-2-3