e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgooien (tossen) opgooien: opgoeai (Ittervoort) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
ophouden met het werk uitscheiden: oetsjeie (Ittervoort) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opletten opletten: opletten (Ittervoort) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend waakzaam: waakzaam (Ittervoort) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opperhuid vel: het velle (Ittervoort) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oprecht rechtuit: recht oet (Ittervoort) alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)] III-1-4
oprispen rupselen: röpsele (Ittervoort) oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] III-1-2
oprit oprit: oprit (Ittervoort) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opscheppen stroffen: stròffe (Ittervoort, ... ) zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: opsjuve (Ittervoort) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2