18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
peͅləren (L316p Kaulille),
pelerinetje (<fr.):
peͅləren(nəkə) (L316p Kaulille)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zōmərklīr (L316p Kaulille)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
soneXsə klīr (L316p Kaulille)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
`s zondagsscholkje:
soneXsXoͅləkskə (L316p Kaulille)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zōəl (L316p Kaulille)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
lap:
lap (L316p Kaulille)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zum (L316p Kaulille)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34620 |
zoom in de huif |
schuif:
sxyf (L316p Kaulille)
|
Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75]
I-13
|
25939 |
zuchtje |
het zevert zo maar wat:
ǝt ˲zivǝrt ˲zu mɛ wa (L316p Kaulille)
|
[N O, 9b]
II-3
|
20286 |
zuigfles |
papfles:
papfles (L316p Kaulille)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|