e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruitgaan achteruitgaan: achteroetgaon (Kaulille), achteroetgoëon (Kaulille), terug uitgaan: trug oet gaon (Kaulille), wijken: wieken (Kaulille) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slūǝ.n (Kaulille) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste plank: ɛxtǝrstǝ pla.ŋk (Kaulille), achterste schut: ɛxtǝrstǝ sxø̜t (Kaulille), bred: brēt (Kaulille), hoofdbred: hęi̯brēt (Kaulille), karbred: karbrēt (Kaulille), karbrɛt (Kaulille), schut: sxøt (Kaulille), schutsel: sxø̜tsǝl (Kaulille) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adder trenter: WBD/WLD een man geboortig van Kaulille kent: "trenter  trenter (Kaulille) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
adem adem: ich kum mènen oajem nie kriegen (Kaulille) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen adem krijgen: ich kum mènen oajem nie kriegen (Kaulille) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de aoren van het veurheut (Kaulille), een aor opesniejen (Kaulille) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afdingen afbieden: ps. omgespeld volgens Frings.  āfbijə (Kaulille) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afgeroomde melk botermelk: botermelk (Kaulille), klits: klets (Kaulille), klęts (Kaulille), ondermelk: o.ndǝrmę.lǝk (Kaulille) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgetrokken zeug: āfxǝtrokǝ [zeug] (Kaulille) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12