20917 |
wrang |
zuur:
zoore (L318a Keent)
|
stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)]
III-2-3
|
24281 |
wulp |
kluut:
eigenlijk foutieve naam voor de wulp
kluût (L318a Keent),
kuilderd:
kûldert (L318a Keent)
|
wulp
III-4-1
|
18995 |
wulps persoon |
fluit:
fluit (zn.) (L318a Keent)
|
wulpse vrouw
III-1-4
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zē̜x (L318a Keent)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
19537 |
zachtharige bezem |
keerbezem:
kiərbiəsəm (L318a Keent)
|
zachte bezem
III-2-1
|
24283 |
zanglijster, lijster |
klijster:
kliêster (L318a Keent)
|
lijster
III-4-1
|
24400 |
zeelt |
louw:
vis
law (L318a Keent)
|
zeelt (vis)
III-4-2
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
zīəm (L318a Keent),
zeemlap:
zīəmlap (L318a Keent)
|
zeem
III-2-1
|
19644 |
zeepsop |
luter:
ly(3)̄ətər (L318a Keent)
|
zeepsop
III-2-1
|
26208 |
zeil minderen |
aftrekken:
aftrękǝ (L318a Keent),
korten:
kǫrtǝ (L318a Keent)
|
Bij oplopende wind de zeilen geheel of gedeeltelijk oprollen om de windvang te verminderen. In l 288b, l 318a en l 320a wordt de term aftrekken gebruikt voor het geheel oprollen van de zeilen, terwijl de benamingen korten (l 245, l 246, l 288, l 318a, l 320a) en inkorten voor het gedeeltelijk minderen van de zeilen gebruikelijk zijn. [N O, 7d; Sche 36; A 42A, 74; N O, 7g]
II-3
|