29975 |
borstwering |
geländer:
jǝlɛndǝr (Q121p Kerkrade),
schutzbred:
šuts˱brɛt (Q121p Kerkrade
[(meervoud: šuts˱brēr)]
)
|
Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|
33713 |
bos |
bos:
bø.š (Q121p Kerkrade),
bøš (Q121p Kerkrade),
bø̄.u̯š (Q121p Kerkrade)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bot:
ideosyncr.
büed (Q121p Kerkrade)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
24669 |
bosanemoon |
bosanemoon:
idiosyncr.
beusjanemoon (Q121p Kerkrade),
mariabloemetje:
idiosyncr.
Mariablömsje (Q121p Kerkrade)
|
Bosanemoon (anemone nemorosa). Een 5 tot 25 cm hoge plant met lange kruipende wortelstok; de gewone bladeren zijn handvormig gedeeld, langgesteeld, aan de stengel 3 handvormig samengestelde, langgesteelde omwindselbladeren in een krans; de bloemen groeien [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20734 |
bosbessenvlaai |
worbelenvladem:
wolberevlaam (Q121p Kerkrade),
wol’berevlaam (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
wòlbere-vlaam (Q121p Kerkrade)
|
bosbessenvla || Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (Q121p Kerkrade),
schop:
šǫp (Q121p Kerkrade),
struif:
štruf (Q121p Kerkrade)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
19731 |
bot |
bot:
bot (Q121p Kerkrade),
stomp:
štomp (Q121p Kerkrade)
|
bot || stomp, bot
III-2-1
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (Q121p Kerkrade)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
34259 |
boter inleggen |
botter insteken:
[botter] eštē̜xǝ (Q121p Kerkrade),
insteken:
eštē̜xǝ (Q121p Kerkrade)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
botramme (Q121p Kerkrade),
bottram (Q121p Kerkrade),
bottramme (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
bót’tram (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
bótram (Q121p Kerkrade),
Verklw. bot(e)remsje
bót’teram (Q121p Kerkrade),
taart:
-aa-: lang.
taat (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD Enkel in samenstellingen.
taat (Q121p Kerkrade)
|
boterham || boterhammen || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|