17975 |
ziek |
ziek:
zeek (P055p Kermt)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zīən (P055p Kermt)
|
zien [RND]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zeͅi (P055p Kermt)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden slat:
zeͅiə sla.t (P055p Kermt)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
leer:
līr (P055p Kermt),
leren:
līrǝ (P055p Kermt)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
leren:
līrǝ (P055p Kermt)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuiten:
snotə (P055p Kermt)
|
snuiten [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
snijdergat:
sneͅiërgo͂ͅët (P055p Kermt)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
karmouw:
(mv)
kɛ̄rmōǝ (P055p Kermt),
mouw:
mǫu̯ (P055p Kermt),
mouwen:
mǭǝn (P055p Kermt),
mouwtjes:
(mv)
mǫu̯kǝs (P055p Kermt)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
boomwortel:
bumwoͅt(ə)l (P055p Kermt)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|