e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen beuken: bèùkə (Kessel), janken: janken (Kessel) huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] III-1-4
huilen, schreien grijnzen: grijze (Kessel) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoes (Kessel) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshoaje (Kessel) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huismus, mus korenrakker: kaorerakker (Kessel), korenschroep: kaoresjromp (Kessel), mus: mös (Kessel, ... ) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Kessel), vlieg: vleeg (Kessel, ... ), vlīg (Kessel) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszwaluw zwalg: šwalg (Kessel), zjwalg (Kessel) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren huiveren: høvere (Kessel), schuiveren: sjuuvere (Kessel) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: hul (Kessel) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
huurhuis huurhuis: heurhoes (Kessel) huurhuis [SGV (1914)] III-2-1