e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wbd: verkopen voor kwijt zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  kwīt zēn (Kinrooi), laten: ich laot ze dich veur... (Kinrooi), verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  vərkau̯pə (Kinrooi) verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
weegschaal waag: ein wāx (Kinrooi) weegschaal [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
week in de muil zwak in de muil: zwāk en dǝ mūl (Kinrooi) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weer naar het jaargetijde hondenweer: hondenweer (Kinrooi), kroenekranenzomer: kroenekranenzomer.  krūnəkrānəzōmər (Kinrooi), nazomertje: nao-zeumerke (Kinrooi), wassig weer: wessig wèer (Kinrooi), zomerweer: zomerweer (Kinrooi) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel weerborstel: wēͅrb"stəl (Kinrooi) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichtx weerlicht: wèerleecht (Kinrooi), zeebrand: zeebrand.  zīəbràntʔ (Kinrooi) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weerstand biedend sterk in de muil: stɛrǝk en dǝ mūl (Kinrooi) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weg weg: wɛ.x (Kinrooi) weg [RND] III-3-1
weggrissen graaien: graaje (Kinrooi), grissen: grése (Kinrooi), pikken: pikke (Kinrooi), schoppen: sjoppe (Kinrooi) Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
wegkwijnen achteruitgaan: achteruut goan (Kinrooi), uitgaan wie een kaars: geit oet wiej ein kaes (Kinrooi) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)] III-1-2