e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk ademhalen rochelen: raochele (Klimmen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)] III-3-2
moeilijk vooruitkomen schakken: moeizaam lopen  sjekke (Klimmen), schravelen: sjraavele (Klimmen, ... ), moeizaam klauteren, ook: moeizaam werken  sjravele (Klimmen), taffelen: taffele (Klimmen, ... ), taperen: tapere (Klimmen), toffelen: toefele (Klimmen), 1:strompelen, inhet donker tastend lopen  toeffele (Klimmen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: mujte (Klimmen) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moeras bend: bē̜nt (Klimmen), moeras: muras (Klimmen), slond: šlont (Klimmen), vuilnis: vȳlnes (Klimmen), zomp: zomp (Klimmen) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moersleutel sleutel: šlȳǝtǝl (Klimmen) In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.] II-11
moesdistel kardoen: #NAME?  kardong (Klimmen) De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)] III-4-3
moestuinx gaarde: gārt (Klimmen, ... ), koolhof: koaləf (Klimmen, ... ), koələf (Klimmen), kuələf (Klimmen, ... ) [DC 03 (1934)] [N 05A (1964)] [SGV (1914)] I-7
moeten moeten: motte (Klimmen) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
moetlijn moetlijn: moetlijn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Merkteken op de stijlen aan de beide zijwanden van steengangen, galerijen etc. door de mijnmeters aangebracht, dat onder meer dient als hulpmiddel om mijnsporen op de juiste hoogte te brengen. [N 95, 708; N 95, 856 add.] II-5
moezen in prat koken: i prat kaoke (Klimmen), kapot koken: kèpot kaokə (Klimmen) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3