22045 |
moeilijk ademhalen |
rochelen:
raochele (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
schakken:
moeizaam lopen
sjekke (Q111p Klimmen),
schravelen:
sjraavele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
moeizaam klauteren, ook: moeizaam werken
sjravele (Q111p Klimmen),
taffelen:
taffele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
taperen:
tapere (Q111p Klimmen),
toffelen:
toefele (Q111p Klimmen),
1:strompelen, inhet donker tastend lopen
toeffele (Q111p Klimmen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
mujte (Q111p Klimmen)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
33700 |
moeras |
bend:
bē̜nt (Q111p Klimmen),
moeras:
muras (Q111p Klimmen),
slond:
šlont (Q111p Klimmen),
vuilnis:
vȳlnes (Q111p Klimmen),
zomp:
zomp (Q111p Klimmen)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
31532 |
moersleutel |
sleutel:
šlȳǝtǝl (Q111p Klimmen)
|
In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.]
II-11
|
24743 |
moesdistel |
kardoen:
#NAME?
kardong (Q111p Klimmen)
|
De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33556 |
moestuinx |
gaarde:
gārt (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
koolhof:
koaləf (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
koələf (Q111p Klimmen),
kuələf (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
[DC 03 (1934)] [N 05A (1964)] [SGV (1914)]
I-7
|
19078 |
moeten |
moeten:
motte (Q111p Klimmen)
|
moeten (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
27802 |
moetlijn |
moetlijn:
moetlijn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Merkteken op de stijlen aan de beide zijwanden van steengangen, galerijen etc. door de mijnmeters aangebracht, dat onder meer dient als hulpmiddel om mijnsporen op de juiste hoogte te brengen. [N 95, 708; N 95, 856 add.]
II-5
|
20596 |
moezen |
in prat koken:
i prat kaoke (Q111p Klimmen),
kapot koken:
kèpot kaokə (Q111p Klimmen)
|
moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|