23932 |
te communie gaan op hoge feestdagen |
communiceren (<lat.):
kommunicere (Q111p Klimmen),
hoogtijd vieren:
hoeëgtiej viere (Q111p Klimmen)
|
op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22006 |
te laat komen om nog prijzen te winnen |
te laat komen:
te laat kómme (Q111p Klimmen)
|
het te laat komen van de duiven om nog prijzen te winnen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34633 |
te licht in de rug |
te licht in gen rug:
tǝ lex˱ igǝn rø̜q (Q111p Klimmen)
|
Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30078 |
te lood |
te lood:
tǝ lūǝt (Q111p Klimmen)
|
Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.]
II-9
|
21961 |
te veel voederen |
te veel voederen:
te väöl vore (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te veel voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21962 |
te weinig voederen |
te weinig voederen:
te wieënig vore (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te weinig voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24385 |
teek |
knozel:
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = stekende mug
knôôzel (Q111p Klimmen),
krets:
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schurft
de krets (Q111p Klimmen),
luis:
vrij naar het WLD
’n lōēs (Q111p Klimmen),
neet:
nieet (Q111p Klimmen),
praam:
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = als een grote grijze vlieg, zuigt bloed vooral bij paarden
praam (Q111p Klimmen),
roe:
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schurft
de roe (Q111p Klimmen),
teek:
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e..v.: = schapenluis
teek (Q111p Klimmen),
vrij naar het WLD Additie bij vraag 9 e.v.: = schapenluis
taek (Q111p Klimmen)
|
teek [DC 30 (1958)], [N 26 (1964)] || teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
aardappelen:
i.e. aardappelen.
de èrpel (Q111p Klimmen),
Schertsend.
èrpel (Q111p Klimmen),
ballen/bollen:
böl (Q111p Klimmen),
böll (Q111p Klimmen),
Gewoon.
böl (Q111p Klimmen),
Gewoon. Mv: bel.
bal (Q111p Klimmen),
eieren:
eier (Q111p Klimmen),
eijer (Q111p Klimmen),
huiven:
Gemeen.
huuve (Q111p Klimmen),
i.e. knikkers.
huve (Q111p Klimmen),
kloten:
kloeëte (Q111p Klimmen),
kloëte (Q111p Klimmen),
klôôte (Q111p Klimmen),
noten:
nuet (Q111p Klimmen),
patronen:
petroëne (Q111p Klimmen)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33793 |
teelballen, testes |
bollen:
bø̜l (Q111p Klimmen),
kloten:
klōǝtǝ (Q111p Klimmen)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
piezel:
pizǝl (Q111p Klimmen),
schacht:
šax (Q111p Klimmen)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|