20769 |
brood |
brood:
broed (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
broedt (K359p Koersel),
broeëd (K359p Koersel),
brôêt (K359p Koersel)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)]
III-2-3
|
25593 |
brood netten |
stomen:
stumǝ (K359p Koersel)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
20710 |
broodje |
broodje:
Syst. Frings wittebroodjes
brykə (K359p Koersel),
pistolet:
Syst. Frings ronde broodjes
pestoͅlēs (K359p Koersel),
sandwich:
Syst. Frings langwerpig broodje
santweš (K359p Koersel),
suisse-tje:
Syst. Frings langwerpig; niet gesuikerd
swiskəs (K359p Koersel)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
bakkerskar:
bakkerskar (K359p Koersel)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
hōvǝ (K359p Koersel),
hōvǝn (K359p Koersel),
ōvǝ (K359p Koersel)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
brokkenpap:
Syst. Frings
broͅkəpap (K359p Koersel)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
rek:
rek (K359p Koersel)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫǝn (K359p Koersel)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brō̝̞̞ǝr (K359p Koersel)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brøx (K359p Koersel)
|
brug [RND]
III-3-1
|