e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivel duivel: duuvel (Koningsbosch) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duifhuis: døfǝs (Koningsbosch), duivenslag: dūvǝslāx (Koningsbosch) Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6
durven durven: durve (Koningsbosch) durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
duur duur: duur (Koningsbosch) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
dweil opnemer: (= dweil).  opnummer (Koningsbosch) Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] III-2-1
echtgenoot man: mannə (Koningsbosch), mens: mienjs (Koningsbosch), miensj (Koningsbosch) (man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote vrouw: vroouw (Koningsbosch), vroow (Koningsbosch), wijf: geringschattend  wīēf (Koningsbosch) (vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
eekhoorn eekkatsje: enkkätstkə (Koningsbosch) eekhoorn [DC 07 (1939)] III-4-2
een aflaat verdienen aflaat verdienen: aflaat verdene (Koningsbosch) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een gelofte doen gelofte doen: gelofte doan (Koningsbosch) Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)] III-3-3