20394 |
echtgenoot |
man:
ma’n (Q074p Kortessem),
mens:
menne mins (Q074p Kortessem)
|
echtgenoot
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
halve trouwboek:
mennen halven trôuwbóek (Q074p Kortessem),
vrouw:
vrauw (Q074p Kortessem),
vrouwmens:
vrommes (Q074p Kortessem),
wijf:
wijf (Q074p Kortessem)
|
echtgenote
III-2-2
|
21313 |
eed |
eed:
e[i}d (Q074p Kortessem),
eid (Q074p Kortessem),
äjt (Q074p Kortessem)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ēkjøͅŋkə (Q074p Kortessem)
|
eekhoorntje [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
eelt:
Verouderd; nu wordt meer hoòdvleis gebruikt.
eelt (Q074p Kortessem),
huidvlees:
hoòdvleis (Q074p Kortessem),
weer:
weer (Q074p Kortessem)
|
eelt
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
knobbel:
knubǝl (Q074p Kortessem),
spat:
spat (Q074p Kortessem),
spoor:
spǭr (Q074p Kortessem)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
20505 |
een borrel drinken |
die goede dag gaan zeggen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
di goeë daag gouwn zeggen (Q074p Kortessem),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
drøͅpkə drei̯nkə (Q074p Kortessem),
drəpkə dreͅnkə (Q074p Kortessem),
een grote pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
groͅətə pakkə (Q074p Kortessem),
naar het kindje gaan:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
no ’t ki/jntšə kīkə goͅən (Q074p Kortessem)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham bereiden:
weinig gebruikt
ənə bui̯təram brēə (Q074p Kortessem),
een boterham smeren:
ənə bui̯təram smierə (Q074p Kortessem)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
21988 |
een duif bovenaan de deelnemerslijst zetten |
eerste inzet:
jeste einzet no. 1 (Q074p Kortessem)
|
een duif bovenaan die lijst zetten (om te suggereren dat ze de meeste kans maakt op een goede uitslag)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē (Q074p Kortessem),
ēi̯.ǝ (Q074p Kortessem),
ēǝ (Q074p Kortessem)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|