e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerborstel borstel: bosǝl (Kuringen) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] I-12
weerlichten halfweren: het helfweert (Kuringen) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weerlichtx heiweer: ⁄t is wraar heeweer (Kuringen) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: ps. letterlijk overgenomen.  weeər (Kuringen) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] III-4-4
weg weg: wiix (Kuringen) weg [RND] III-3-1
wegkwijnen achteruitgaan: oe als in coeur  achteroet goan (Kuringen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)] III-1-2
wei wei: wei̯ (Kuringen), (Kuringen, ... ), wēi̯ǝ (Kuringen), węi̯ (Kuringen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
welig, gelp goed: gut (Kuringen), grellig: grellig (Kuringen) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
welkom welkom: hy ester altya willekom (Kuringen) Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)] III-3-1
wendakkerhoeken hoeken: hōk (Kuringen) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1