e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitmaken wie mag beginnen kreisje (<du.) gooien: vər zallən irs kreitske goeje (Lanaken), litsen: ver goon iers litsen (Lanaken), rommelen: ver zulle iers roemelen (Lanaken) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitnodigen voor een begrafenis bidden: beien (Lanaken), bijə (Lanaken), na het afsterven komt een vrouw de buren uitnodigen: lijkbidden  bējen (Lanaken) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri het lijf uit: ǝt līf ūt (Lanaken) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitschelden kekelen: plat  zich kēͅkələ (Lanaken), schelden: sjellə (Lanaken), uitpoetsen: oetpotsen (Lanaken) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)], [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitslaan uitzetten: ūt˲zɛtǝ (Lanaken) Een onderdeel van een werkstuk in volle grootte op papier uittekenen. Zie ook het lemma "uitslaan" in Wld II.9, pag. 103. [N 64, 91; N 66, 27] II-11
uitsliepen uitsliepen: ieme oetslîêpe (Lanaken) Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)] III-3-2
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Lanaken) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uittanden tanden: tāndǝ (Lanaken) Een zinken of koperen plaat van een getande rand voorzien. [N 64, 96; N 66, 33c] II-11
uitwijken afzetten: āf˲zętǝ (Lanaken) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
urine pis: pes (Lanaken), pis (Lanaken), zeik: zęi̯k (Lanaken), (bij "minder benhoofd"volk (fijn, maar langer).  zijk (Lanaken) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1