21537 |
vijf centiem |
kluts:
kluts (P171p Landen),
knabje:
knepke (P171p Landen),
solletje:
seuleke (P171p Landen),
sèùleke (P171p Landen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
e kart (P171p Landen),
e kwart (P171p Landen),
n kart (P171p Landen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
24961 |
vijver |
poel:
pul (P171p Landen),
vijver:
vęi̯vǝr (P171p Landen)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
22671 |
viool |
viool:
viôl (P171p Landen)
|
Viool. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
vaĕsse (P171p Landen)
|
Visschen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21424 |
vlaams |
diets:
dietsch (P171p Landen),
duits:
dutsch (P171p Landen),
vlaams:
flamsch (P171p Landen),
vlams (P171p Landen)
|
vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapeau (P171p Landen),
vaan:
voun (P171p Landen)
|
vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
25446 |
vlees conserveren |
zouten:
zatǝ (P171p Landen)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
21442 |
vleien |
fletsen:
Hieje kan fletsen (P171p Landen),
mouwvegen:
e kam de mauw vegge (P171p Landen)
|
Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
fletser:
fletser (P171p Landen),
lafaard:
lafaard (P171p Landen),
mouwveger:
maaveeger (P171p Landen),
mauwveger (P171p Landen)
|
een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|