20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
bëšümmeld (L422p Lanklaar)
|
beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
bësjuut (L422p Lanklaar)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuiten met muizenkeuteltjes:
bəšytə meͅt muzəkø͂ͅtəlkəs (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
bəšytəpap (L422p Lanklaar)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bellen:
bɛlǝ (L422p Lanklaar)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21532 |
besteken |
schenken:
šeŋkə (L422p Lanklaar)
|
schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vàst wēͅr (L422p Lanklaar),
vas wèèr
vàs wēͅr (L422p Lanklaar),
vaste lucht:
vàstə loͅxt (L422p Lanklaar)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21471 |
betalen |
afdokken:
ps. omgespeld volgens Frings.
āvdoͅgə (L422p Lanklaar),
betalen:
dich moos geljt ebbe om te kenne betale (L422p Lanklaar),
dich moos gĕljt ebbe om kenne te betale (L422p Lanklaar),
overkomen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərkōͅmə (L422p Lanklaar)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
ook materiaal znd 32, 67
bëteuëtërd (L422p Lanklaar)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
də loͅxt bətreͅkt (L422p Lanklaar),
zich toezetten:
de loch zet zich toe
də loͅx seͅt sex ’touw (L422p Lanklaar)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|