32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
aandammen:
ā.ndamǝ (L422p Lanklaar),
aanstampen:
ā.nsta.mpǝ (L422p Lanklaar)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
19450 |
de heg knippen |
(de) heg scheren:
ek šēərə (L422p Lanklaar),
scheren:
šiərə (L422p Lanklaar)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkepǝ (L422p Lanklaar),
opstoten:
opstuǝtǝ (L422p Lanklaar),
opstūtǝ (L422p Lanklaar)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
22387 |
de kaarten schudden |
schokkelen:
de kaarten goot sjokkelen (L422p Lanklaar)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34628 |
de kar gereformeerd maken |
de kar gereformeerd maken:
dǝ kęr gǝrēfǫrmērt mākǝ (L422p Lanklaar)
|
De berries van de stortkar averechts onder de bak doordraaien, zodat de kar onbruikbaar wordt [N 17, 87 + 93]
I-13
|
34632 |
de kar wipt |
kwikken:
(de kar) kwekt (L422p Lanklaar)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
gelijk ploegen:
gǝlī.kplōgǝ (L422p Lanklaar)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
28171 |
de lucht meten |
lucht meten:
lucht meten (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De luchtgesteldheid ondergronds controleren. [N 95, 218; monogr.]
II-5
|
28191 |
de luchtkokertoer verlengen |
canards verlengen:
canards verlengen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861]
II-5
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫbau̯wǝ (L422p Lanklaar),
optrekken:
ǫptrɛkǝ (L422p Lanklaar)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|