e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keerbeitel keerbeitel: kīǝrbęjtǝl (Leopoldsburg) De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.] II-12
keerstrook, wendakker hoofdbed: hø̄bęt (Leopoldsburg), hø̜x˲bęt (Leopoldsburg), voordel: vø ̝ǝi̯ǝl (Leopoldsburg) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: keffe (Leopoldsburg, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
kegelen kegelen: kegelen (Leopoldsburg) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: mitə ke.gəls wöntər nəmi.ə gəspilt (Leopoldsburg) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: ke̝ͅldər (Leopoldsburg) kelder [RND] III-2-1
kerel kadee: kade (Leopoldsburg), kerel: kerḷ (Leopoldsburg), keͅrəl (Leopoldsburg) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren keren: kīǝrǝ (Leopoldsburg) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: ən ū[ə}gə kĕr[ə}k (Leopoldsburg), ən ūəgə kerək (Leopoldsburg) Een hoge kerk. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
kerkklok klok: də boͅut fan də kloͅk (Leopoldsburg) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3