21277 |
school |
school:
tsxoͅul (P047p Loksbergen)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
sxo.ulkiŋərə (P047p Loksbergen)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schôêndóchtər (P047p Loksbergen)
|
schoondochter [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
18407 |
schoonheidszin? |
goesting:
gòisting (P047p Loksbergen),
smaak:
smáák (P047p Loksbergen)
|
schoonheidszin (smaak, goesting) [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schôêmōēdər (P047p Loksbergen)
|
schoonmoeder [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
schôêvaodər (P047p Loksbergen)
|
schoonvader [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
schôêzóón (P047p Loksbergen)
|
schoonzoon [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
schôêzŭŭstər (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
schoonzuster [ZND 06 (1924)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
27691 |
schoorsteen |
schouw:
sxō (P047p Loksbergen)
|
Schoorsteen van een ringoven, doorgaans in het midden van het rookkanaal geplaatst. [N 98, 138; monogr.]
II-8
|
17648 |
schoot |
rok:
rǫk (P047p Loksbergen),
schoot:
schōēwət (P047p Loksbergen),
sxuwət (P047p Loksbergen)
|
Het onder de gordel of het middel ruim of in plooien afhangend deel van een kledingstuk. De schoot kan ook het onderste gedeelte van het voorpand zijn, dat door de schootnaad van het bovenste gedeelte gescheiden is; bij jacquet, geklede jas en rok (Meima I, pag. 45). [N 62, 35; N 59, 152] || Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 106 (2001)], [N 84 (1981)]
II-7, III-1-1
|