23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vréédagskost (P047p Loksbergen)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
distə mɛs (P047p Loksbergen),
vroege mis:
vruggəmes (P047p Loksbergen)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
in zijn goede:
in zénə gòijə (P047p Loksbergen),
locht:
lŏĕcht (P047p Loksbergen),
plezant:
pləzànt (P047p Loksbergen)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vroͅə (P047p Loksbergen),
vrô (P047p Loksbergen),
vrouwmens:
vro.məs (P047p Loksbergen)
|
vrouw [RND], [RND], [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
doos:
Gemeen.
doewəs (P047p Loksbergen),
fluit:
Gemeen.
fluit (P047p Loksbergen),
gat:
gat (P047p Loksbergen),
genoffel:
Schertsend.
zjənoefəl (P047p Loksbergen),
josemien:
Schertsend.
sjozəmien (P047p Loksbergen),
kut:
Gemeen.
kut (P047p Loksbergen),
mie:
Schertsend.
mie (P047p Loksbergen),
mossel:
Gemeen.
mossəl (P047p Loksbergen),
muis:
Gemeen.
məəs (P047p Loksbergen),
poes:
Gemeen.
pois (P047p Loksbergen),
pruim:
Gemeen.
prèùm (P047p Loksbergen),
prut:
Gemeen.
pruit (P047p Loksbergen),
prut (P047p Loksbergen),
sacoche (fr.):
Schertsend.
səkois (P047p Loksbergen),
snee:
snee (P047p Loksbergen),
spleet:
spleet (P047p Loksbergen),
unster:
Schertsend.
ostər (P047p Loksbergen),
viool:
Schertsend.
viool (P047p Loksbergen),
zoo:
Schertsend.
zjoo (P047p Loksbergen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarzenkalf:
vɛ̄ǝzǝ[kalf] (P047p Loksbergen)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
ooi:
ōi̯ (P047p Loksbergen),
ooitje:
ui̯kǝ (P047p Loksbergen)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zog:
zux (P047p Loksbergen)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
dəven (P047p Loksbergen),
wijfje:
wijfkə (P047p Loksbergen)
|
Een duivinne (vrouwelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ē̜ŋ (P047p Loksbergen)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|