21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwitansi (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24925 |
laag grond |
couche (fr.):
koers (K278p Lommel),
laag:
laag (K278p Lommel),
loag (K278p Lommel)
|
laag (znw.) [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lāx (K278p Lommel),
lǭx (K278p Lommel)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33649 |
laagliggende akker |
in de beemd:
en dǝ bem (K278p Lommel),
laag stuk:
leǝx stø̄k (K278p Lommel),
lage akker:
lei̯ǝgǝn ɛʔǝr (K278p Lommel)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
kot:
kōt (K278p Lommel),
zak:
zak (K278p Lommel),
zonk:
zoŋk (K278p Lommel)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
liǝxtǝ (K278p Lommel),
lēxtǝ (K278p Lommel),
zonk:
zoŋk (K278p Lommel)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (K278p Lommel),
bout (K278p Lommel),
bòt (K278p Lommel),
laars:
laars (K278p Lommel),
-> e par leirsen.
leirs (K278p Lommel),
stevel:
stievel (K278p Lommel)
|
Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || laars || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijlaars:
rei̯lars (K278p Lommel)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30971 |
laarzebeen |
leest:
leest (K278p Lommel)
|
De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b]
II-10
|
30815 |
laarzenmaker |
laarzenmaker:
laarzenmaker (K278p Lommel)
|
De man die uitsluitend laarzen maakt. [N 60, 216d]
II-10
|