e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsche (Lontzen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneuzen blutsen: blutsche (Lontzen) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: knei (Lontzen), knij (Lontzen) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen knorren: knurre (Lontzen) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitsche (Lontzen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knikker knip: knippe (Lontzen) Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knipogen een oog toekniksen: e oe tuaknikse (Lontzen) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knorrepot kerel: wat ne ?kéel (Lontzen), knorpot: wat ene knurrpot (Lontzen) Wat een gemelijke kerel (altijd misnoegd, knorrig). [ZND 24 (1937)] || Wat een knorrepot ! (Het echte dialectwoord opgeven). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knuppel, knots knuppel: knøpəl (Lontzen), kol: kyl (Lontzen), prang: Synoniem van kyl  praŋ (Lontzen), prengel: prenkel (Lontzen), Synoniem van kyl  prɛŋkəl (Lontzen) hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] || knuppel [RND] III-1-2
koe koe: (Lontzen), kø̜̄ (Lontzen), (Lontzen), kǫi̯ (Lontzen, ... ), kǫu̯ (Lontzen) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11