30159 |
voeg |
voeg:
vōx (L316a Lozen)
|
De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.]
II-9
|
17777 |
voet |
voet:
vōt (L316a Lozen)
|
een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
18398 |
voile, falie |
sluier:
sly(3)̄əjər (L316a Lozen)
|
sluier [ZND A2 (1940sq)]
III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
vouk (L316a Lozen)
|
een volk [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
18963 |
voor de gek houden |
kloten:
emə klutə (L316a Lozen),
een poets bakken, maar ook afzetten
kluətə (L316a Lozen),
stropen:
bijvoorbeeld meer doen betalen - afzetten
struipə (L316a Lozen)
|
iemand foppen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
30092 |
voorgevel |
gevel:
gɛ̄vǝl (L316a Lozen)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
hamer:
hāmǝr (L316a Lozen),
voorhamer:
vȳrhamǝr (L316a Lozen)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17852 |
vooroverduikelen |
kopje schieten:
køpkə šētə (L316a Lozen),
kəpkə šētə (L316a Lozen)
|
over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (L316a Lozen),
voorvel:
vyrvęl (L316a Lozen)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.]
II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
šolk (L316a Lozen),
šoͅlk (L316a Lozen),
šoͅlək (L316a Lozen),
voorschoot:
vyršōt (L316a Lozen),
vyršoͅt (L316a Lozen)
|
voorschoot (van vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|