18317 |
losse zak onder de rok |
tas:
tɛs (P051p Lummen)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30083 |
luchtbel |
lochtbel:
lox˱bɛl (P051p Lummen)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens Frings.
loͅxt (P051p Lummen, ...
P051p Lummen)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stɛkskə (P051p Lummen, ...
P051p Lummen,
P051p Lummen)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
mensə (P051p Lummen),
mensən (P051p Lummen),
reəkeə minsə (P051p Lummen)
|
mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND]
III-3-1
|
26319 |
luias |
trekas:
trɛkas (P051p Lummen)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok luiə (P051p Lummen),
loͅijə (P051p Lummen)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND m]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
’t luiət vur de m(e)s (P051p Lummen)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
26309 |
luien |
optrekken:
optrekken (P051p Lummen),
zakken optrekken:
zakǝn ǫptrękǝ (P051p Lummen)
|
Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a]
II-3
|
20478 |
luier |
doek:
dək (P051p Lummen),
pisdoek:
pisdok (P051p Lummen)
|
luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|