e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
losse zak onder de rok tas: tɛs (Lummen) tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
luchtbel lochtbel: lox˱bɛl (Lummen) De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.] II-9
luchtx lucht: ps. omgespeld volgens Frings.  loͅxt (Lummen, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer stekje: stɛkskə (Lummen, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui (lieden) mensen: mensə (Lummen), mensən (Lummen), reəkeə minsə (Lummen) mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND] III-3-1
luias trekas: trɛkas (Lummen) De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3
luiden luiden: de klok luiə (Lummen), loͅijə (Lummen) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND m] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: ’t luiət vur de m(e)s (Lummen) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luien optrekken: optrekken (Lummen), zakken optrekken: zakǝn ǫptrękǝ (Lummen) Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a] II-3
luier doek: dək (Lummen), pisdoek: pisdok (Lummen) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2