e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
visaas sprok: sprok (Maasbracht) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vissen vissen: vèssche (Maasbracht) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vlaai vlaai: flaaj (Maasbracht) Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: spies (Maasbracht) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaischotel vlaaienschotel: flaaieschóttel (Maasbracht) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams vlaams: vlaoms (Maasbracht) Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkŭuf (Maasbracht), mèrkoef (Maasbracht), mérkoef (Maasbracht), meerkol: mairkol (Maasbracht), méérkol (Maasbracht) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai III-4-1
vlag vaan: vaan (Maasbracht, ... ), vlag: vlag (Maasbracht) vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1
vlak, gelijk vlak: vlaak (Maasbracht) vlak [SGV (1914)] III-4-4
vlas hagen hagen: hāgǝ (Maasbracht) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5