id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
31019 | open kant | open kant: ōpǝ kaŋk (Maasbree) | De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen. Zie afb. 44. [N 60, 105a] II-10 |
18456 | open kant [wld ii.10, p. 44] | open kant: ope kank (Maasbree) | De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen? (open kant?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3 |
21548 | openbare verkoop | verkoop: verkaop (Maasbree), verkoup (Maasbree) | een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] III-3-1 |
21150 | openbare weg | baan: baan (Maasbree), grote weg: grōēte weeg (Maasbree) | een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1 |
23457 | opening in een galmgat | almsgat: almsgaat (Maasbree), lok: loek (Maasbree) | Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
18163 | opereren | opereren: operére (Maasbree) | Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2 |
22402 | opgooien (tossen) | tossen: tosse (Maasbree) | Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
28266 | ophalen | ophalen: ophālǝ (Maasbree) | De laatste poetsbewerking van de schoen met behulp van borstels en zachte doeken om de schoen zijn diepste glans te geven. [N 60, 143a] II-10 |
19293 | ophitsen | opstoken: opstaeke (Maasbree), opstoeke (Maasbree) | een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19255 | ophouden met het werk | uitscheiden: oetscheie (Maasbree), oetscheije met (Maasbree), ōētscheije (Maasbree) | ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4 |