e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruimen pruimen: proëme (Maasbree), prŏĕme (Maasbree) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3
pruis pruis: Prūūs (Maasbree) Pruis [SGV (1914)] III-3-1
pruisen pruises: Prūses (Maasbree) Pruisen (land) [SGV (1914)] III-3-1
prutsen foddelen: fóddele (Maasbree), cf. Schuermans s.v. "foddelen"echter niet in bovenstaande betekenis (= talmen)  fòddele (Maasbree), hampelen: hampele (Maasbree), kloten: kloëte (Maasbree), knommelen: knômmele (Maasbree, ... ), prutsen: prutse (Maasbree), verklommelen: verklòmmele (Maasbree) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
prutser hampelmann (du.): hampeleman (Maasbree), knuppel: knöppel (Maasbree), sukkelaar: sukkelër (Maasbree) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || sukkelaar [SGV (1914)] III-1-4
prutswerk geknommel: geknômmel (Maasbree), prutswerk: prutswerk (Maasbree, ... ) slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
pruttelen lurken: lörke (Maasbree, ... ) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
puber halfsterke: halfsterke (Maasbree), jong: jóng (Maasbree), jông (Maasbree), nozem: nozeme (Maasbree) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
puimsteen puimsteen: pymstęjn (Maasbree), pȳmstęjn (Maasbree) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
punaise punaise (fr.): pönaiske (Maasbree) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1