e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar klater: kluter (Maaseik), rammelaar: rɛməlēͅr (Maaseik), rekel: rēͅkəl (Maaseik) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rammelkar kloterkar: klotǝrkar (Maaseik  [(met uitgelopen bussen)]  ), schokkelkar: šoqǝlkar (Maaseik) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rammenas rammenas: ramənas (Maaseik) [ZND 41 (1943)] I-7
rand van een hoed luif: løyf (Maaseik) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
ransuil ransuil: rans˂øͅi̯l (Maaseik) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gaarstich (Maaseik) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen oprapen: ǫprāpǝ (Maaseik), rapen: rā.pǝ (Maaseik) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Maaseik, ... ) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Maaseik), rāt (Maaseik) rat [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
ratel ratel: râtel (Maaseik) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2