e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandel drapeau (fr.): drapo (Maaseik), vaan: vân (Maaseik), vaandel: e vândel (Maaseik), vlag: vlag (Maaseik) de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] || Vaandel. [Willems (1885)] || Vlag. [Willems (1885)] III-3-2
vaars rind: ręnjt (Maaseik), ręnt (Maaseik), ręnš (Maaseik), vaars: vās (Maaseik), vęrs (Maaseik), vɛ̄rs (Maaseik) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vader vader: vaadər (Maaseik), vaör (Maaseik) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lī.f (Maaseik), vazel: vāzǝl (Maaseik) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valhoedje hoedje: høtšə (Maaseik) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: vallen (Maaseik), valə (Maaseik), vālle (Maaseik), [~an]  vallen (Maaseik, ... ) vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m], [ZND m] III-1-2
vals spelen foetelen: fôwtelen (Maaseik), Uitdr. Fóutele betuint: komt uit (b.v. bij het kaartspel).  fóutele (Maaseik), pfuschen (du.): Cfr. Du. pfuschen: knoeien, heimelijk iets doen.  fótche (Maaseik) Foetelen. || Syn. v. foetelen. || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2
valsspeler foetelaar: fôwtelaer (Maaseik) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2
van de leg afraken uitscheiden: ōu̯tšē̜i̯ǝ (Maaseik) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van hoge afkomst van adel: van adel (Maaseik), van deftig volk: van déftĭĕch vóólk (Maaseik), van hoge afkomst: van ôêg aafkums (Maaseik) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2