e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mist, nevel (alg.) mist: mist (Maaseik, ... ), mist.  mest (Maaseik), Nb. o.i.v. A.B.N.  mes (Maaseik), mot: mot (Maaseik, ... ), mōēt (Maaseik) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)] III-4-4
modder, slijk modder: moedder (Maaseik), slijk: slijk (Maaseik) modder, slijk [ZND 39 (1942)] III-4-4
moe moeg: m"ch (Maaseik), m"x (Maaseik), meuch (Maaseik), Opm: wak up = sportterm bij vermoeidheid  mø.ch (Maaseik) moe [RND], [ZND A2 (1940sq)], [ZND m] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2
moed moed: mōt (Maaseik) moed [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
moeder ma: maa (Maaseik, ... ), maatje: maakə (Maaseik, ... ), mam: mam (Maaseik), mem: volksnaam  mem (Maaseik), moe: móó (Maaseik, ... ), moeder: mooder (Maaseik), móódər (Maaseik), moeke: móókə (Maaseik, ... ) moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; hoe lang blijft ge nu bij me, Moeder [ZND 09 (1925)] || moeder; welke woorden hoort men uit de kindermond voor moeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
moedervlek geboorteplek: geboerteplek (Maaseik), moedervlek: modervlek (Maaseik), peperplek: pieëperplek (Maaseik) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moedig (zijn) durven: hij dərft (Maaseik) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moeite moeite: meujte (Maaseik), mōjtə (Maaseik) een moeite [ZND A2 (1940sq)] || moeite III-1-4
moer konijn: kənī.n (Maaseik), moer: mōr (Maaseik, ... ) konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moeras moeras: muras (Maaseik) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8