24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wijfke (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
zij:
zie (L372p Maaseik),
zij-tje:
zijke (L372p Maaseik)
|
duif, wijfje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] || duivin
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dul (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
dyəl (L372p Maaseik),
draaierig
dul (L372p Maaseik),
van draaien
dul (L372p Maaseik),
duizelig:
deuzelig (L372p Maaseik),
duzelig (L372p Maaseik),
dyjzəlig (L372p Maaseik),
verduizeld:
verduzeld (L372p Maaseik),
vərdyjzəlt (L372p Maaseik)
|
duizelig [ZND 01 (1922)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
duizendblad:
dauzendblaad (L372p Maaseik),
dǫu̯zǝntblāt (L372p Maaseik)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad
I-5, III-4-3
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
duu̯zəntpūt (L372p Maaseik)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
lapje:
Syst. Frings
lɛpkə (L372p Maaseik),
schijfje:
šøfkə (L372p Maaseik),
sneetje:
Syst. Frings
snɛ̄tjə (L372p Maaseik)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34239 |
dunne melk |
dunne melk:
døn mɛlǝk (L372p Maaseik),
melk met min graden:
mɛlk mɛt men grǭtǝ (L372p Maaseik),
melk met weinig graden:
męlǝk męt węi̯nex grǫdǝ (L372p Maaseik)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
18685 |
dunne sjaal |
sjerpje:
šeͅrpkə (L372p Maaseik)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18366 |
dunne wollen kous |
fijne wollen hoos:
fīn wolə hūzə (L372p Maaseik)
|
kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden hoos:
zeͅjə hūzə (L372p Maaseik)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18333 |
dunne zwarte rouwkous |
rouwhoos:
rouw hūzə (L372p Maaseik)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|