e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hotsen bobbelen: bóbele (Maastricht), botsen: bootse (Maastricht), botsə (Maastricht), hobbelen: hobbele (Maastricht, ... ), hobbələ (Maastricht), hòbbələ (Maastricht), hóbbele (Maastricht, ... ), hotsen: hótse (Maastricht), schokkelen: sjogkele (Maastricht), sjòogele (Maastricht), ps. letterlijk overgenomen!  sjòGələ (Maastricht), schokken: sjōkke (Maastricht), sjòkkə (Maastricht), stuiken: sjtokkə (Maastricht), stókke (Maastricht), ps. boven de ò staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken!  stòkkə (Maastricht) hotsen [ZND 01 (1922)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden houden: ha:wə (Maastricht), hā.wə (Maastricht) houden [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)] III-1-2
houden van houden van: hawwə vaan (Maastricht, ... ), hàw.wə váán (Maastricht), hàwə váán (Maastricht), vaan hauwe (Maastricht), vōl hauwe (Maastricht), väöl hawwe vaan (Maastricht), väöl hawwen vaan iemes (Maastricht), ps. boven de à staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  hàwwə vaan (Maastricht), liefde voelen voor: leefde veulen veur (Maastricht), liefhebben: le:f høbə (Maastricht), leef höbbe (Maastricht, ... ), leef höbbə (Maastricht), lēf höbbə (Maastricht) liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-1
houder van slachtvee vetweider: vɛtwɛi̯ǝr (Maastricht) [N 3A, 77d] I-11
houtdraaibeitel mesbeitel: mɛts˱bęjtǝl (Maastricht), schietbeitel: šēt˱bęjtǝl (Maastricht  [(beitel met een blad dat in een punt uitloopt: dient om het oppervlak spiegelglad te maken - vooral bij zachte houtsoorten zoals bijvoorbeeld dennenhout)]  ) Beitel waarvan het beitelblad een rechte of schuine voorkant heeft en aan beide zijden een vouw, zodat hij in meerdere richtingen bewogen kan worden. De houtdraaibeitel wordt gebruikt voor het glad afwerken van voorgedraaide werkstukken en het steken van verschillende profielen. Zie ook afb. 182. [N 47, 11b; N 53, 40] II-12
houtdraaier draaier: drɛ̄jǝr (Maastricht), houtdraaier: hǫwt˱drɛ̄jǝr (Maastricht) De vakman die op een houtdraaibank het werk van het houtdraaien verricht en vaak gespecialiseerd is in een bepaald soort werk. [N 47, 2; N 56, 88a-c; monogr.] II-12
houtduif houtduif: hout-douf (Maastricht), houtdouf (Maastricht), wilde duif: wil douf (Maastricht) houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1
houten drevels, deuvels houten pinnen: hǫwtǝ pen (Maastricht) De houten pennen waarmee de verschillende bodemplanken met elkaar verbonden worden. Zie ook afb. 223 en het lemma ɛdeuvelɛ in de paragraaf over de vaktaal van de timmerman.' [N E, 38d] II-12
houten gaffel, schudgaffel schudgaffel: šø̜t˲gafǝl (Maastricht), stroschudder: strūšø̜dǝr (Maastricht) Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.] I-3
houten hamer houten hamer: hǭwtǝn hāmǝr (Maastricht) Hamer die geheel uit hardhout is vervaardigd. Zie ook afb. 89. De houten hamer wordt onder meer gebruikt bij bepaalde soorten beitels en om houtverbindingen aan te slaan. [N 53, 127; L 1a-m; monogr.] II-12