e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bang angstig: angstig (Maastricht), bang: bang (Maastricht, ... ), bang zien (Maastricht), bàn-g höbbə (Maastricht), bang hebben: bān-g höbbə (Maastricht), bangelijk: benkelik (Maastricht), beklemd: beklemt (Maastricht), bubbelen: bubbələ (Maastricht), schouw: sjouw (Maastricht, ... ), sjouw hubbə (Maastricht), sjouw zien (Maastricht), sjoww (Maastricht), sjōūw (Maastricht), zich beklemd voelen: ziech beklemp veule (Maastricht) bang [ZND m] || een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bangelijke, een -: ənə bénkəlikə (Maastricht), bangerik: bangerik (Maastricht), banəreͅk (Maastricht), bàn-gərik (Maastricht), bangeschijter: bangesjieter (Maastricht, ... ), bangesjīēter (Maastricht), bangəsjietər (Maastricht), bangəsjīētər (Maastricht), baŋəšītər (Maastricht), ene bangeschieter (Maastricht), ene bangesjie.ter (Maastricht), ene bangesjieter (Maastricht), enne bange sjieter (Maastricht), ⁄nne bange schieter (Maastricht), broekenschijter: brokesjieter (Maastricht), brōkəšītər (Maastricht), lafaard: lafaard (Maastricht), schijt-in-de-broek: šīteͅndəbrōk (Maastricht), schijthuis: e schiethoes (Maastricht), e sc‧hie:thoe‧s (Maastricht), e sjie:thoe.s (Maastricht), e sjiethoes (Maastricht, ... ), schie‧thoe‧s (Maastricht), sjiethoes (Maastricht, ... ), sjie‧thoe‧s (Maastricht), sjīēthōēs (Maastricht), sjīētoes (Maastricht), šīthūs (Maastricht) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || bangerik || bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || bangeschijter || Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] || schijtbroek, bangerd III-1-4
bank van lening bank: baank (Maastricht), bank van lening: baank van liening (Maastricht), lommerd: Van Dale: lommerd, bank van lening, pandjeshuis.  hómmer (Maastricht), lomerd (Maastricht), loomerd (Maastricht, ... ), loomert (Maastricht), loommərt (Maastricht), loomərt (Maastricht), lómmer (Maastricht), lómmerd (Maastricht) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
bankbiljet briefje: breefke (Maastricht), breejfke (Maastricht), e breefke (Maastricht, ... ) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
bankhamer bankhamel: bāŋkhāmǝl (Maastricht) Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.] II-11
bankschroef bankschroef: bāŋkšrǫwf (Maastricht), staartbankschroef: start˱bāŋkšrǫwf (Maastricht) In het algemeen het werktuig dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om werkstukken vast te zetten. Het bestaat uit twee bekken waarvan de ene aan de werkbank is bevestigd en de andere door middel van een draadspil open en dicht kan worden gedraaid. Tussen de bekken wordt het te bewerken voorwerp vastgeklemd. Het lemma bevat ook benamingen voor de staartbankschroef en de parallelbankschroef. De staartbankschroef is aan de onderzijde voorzien van een pin waarmee dit werktuig in of aan de werkbank kan worden vastgemaakt. De parallelbankschroef ontleent haar naam aan het feit dat de klemvlakken van de bekken ervan zich bij het open- en dichtdraaien evenwijdig van respectievelijk naar elkaar toe bewegen. Dit type bankschroef wordt met behulp van schroefbouten op het werkvlak van de werkbank vastgezet. De staartbankschroef is doorgaans gesmeed uit staal terwijl de parallelbankschroef meestal uit gietstaal is vervaardigd. Zie ook afb. 57. Een aantal Vlaamse zegslieden (K 353, P 176b) kennen verder nog lichte en zware bankschroeven. Het is echter niet duidelijk welk type bankschroef zij hiermee bedoelen. [N 33, 204a; N 64, 31a-b; N 66, 12a-b; monogr.] II-11
bankschroefbekken bekken: %%de volgende twee opgaven zijn enkelvoud%%  ǝt˱ bɛkǝ (Maastricht) Het vaste en het beweegbare deel van de bankschroef waartussen het werkstuk wordt vastgeklemd. De beide delen worden door een aantal zegslieden (Q 95, 121c) ook met het enkelvoudige bek aangeduid. Zie ook het Wnt II.1, kol. 1558 sv. bek 4c. [N 33, 207] II-11
bankschroefbus lip: lø̜p (Maastricht) De metalen bus in het vaste deel van de bankschroef, waarin de bankschroefspil ronddraait. [N 33, 205] II-11
bankschroefsleutel sleutel: slø̜tǝl (Maastricht) Een door de kop van de bankschroefspil gestoken metalen staafje dat dient om deze rond te draaien. Op deze wijze kan de bankschroef geopend en gesloten worden. Zie ook afb. 57. [N 33, 206] II-11
barbeel berp: be‧rəb (Maastricht), bérreb (Maastricht), Endepols  berb (Maastricht), berreb (Maastricht), WBD/WLD  bèrrəp (Maastricht), bèèrəp (Maastricht), WLD  bèrrəb (Maastricht), berpje: bérrebke (Maastricht) barbeel (witvis) [ZND m] || Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)] III-4-2