e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldakijn hemel: d`n hiemel (Maastricht), den hiemel (Maastricht), hiemel (Maastricht, ... ), hīēməl (Maastricht), troonhemel: den troenhiemel (Maastricht) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balein balein: balein (Maastricht, ... ), belein (Maastricht), berlein (Maastricht, ... ), berlén, berlein (Maastricht) balein || balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balk van de ijzeren licht balk: bā.lǝk (Maastricht) IJzeren, in P 195 en Q 78 houten balk, als onderdeel van de ijzeren licht, waar in watermolens het stalen blok van het staakijzer op rust. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvonderbalkɛ.' [Coe 127; Grof 150; N O, 23b; A 42A, 26] II-3
balkenbrij balkenbrij: balkəbrɛ̄i̯ (Maastricht), ballekebrijj (Maastricht), baləkəbreͅi̯ (Maastricht), Kroepoet en ballekebriij raak oet de mode  ballekebrijj (Maastricht), kruipuit: Kroepoet en ballekebrijj weurden in ¯ne kómp bewaord, meh ze raken oet de mode  kroepoet (Maastricht) balkenbrij [ZND 01 (1922)] || spijs van meel, vet en vleesnat || varkensbloed met azijn en kruiden III-2-3
balklaag, roostering balklaag: balǝklǭx (Maastricht) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
balletje bij het bikkelen balletje: bɛlkə (Maastricht), huif: heuf (Maastricht), huif (Maastricht, ... ) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balorig balorig: balloorig (Maastricht), ballorig (Maastricht), dwars: dweers (Maastricht), dwars zijn: dəweers zīēn (Maastricht), dwarskop: dweerskop (Maastricht), eigenwijs: eigəwies (Maastricht), ègəwīēs (Maastricht), koppig: kóppig (Maastricht), köppig (Maastricht, ... ), kopsig: köpsig (Maastricht, ... ), köpsəch (Maastricht), lamlender: lamlender (Maastricht), stijfkopsig: sjtiefköpsig (Maastricht) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
baluster balustertje: bǝløstǝrkǝ (Maastricht) Versiering in de vorm van een balustradekolommetje. [N 56, 115a-b] II-12
balzak klootzak: De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  klŏĕtzak (Maastricht), zak: zak (Maastricht, ... ), zàk (Maastricht) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
band reep: ręjp (Maastricht) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12