e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krø̜pǝl (Maastricht) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kreupelhout bosjes: WBD/WLD  böskəs (Maastricht), onderhout: ónderhout (Maastricht), Endepols  onderhout (Maastricht) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
krib in de rivier dam: dam (Maastricht, ... ), dàm (Maastricht), dijk: diek (Maastricht), krib: krib (Maastricht, ... ), krip (Maastricht), uitham: oetham (Maastricht) krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)] III-4-4
kribbebijter kribbebijter: krebǝbī.tǝr (Maastricht) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
kriel biest: bi.st (Maastricht), fijnzemelen: finzē.mǝlǝ (Maastricht) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krielkip kruiphennetje: kruphenǝkǝ (Maastricht) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgen krijgen: krīgə (Maastricht) krijgen [ZND m] III-3-1
krijgertje spelen nalopertje spelen: naolöperke spele (Maastricht), nōͅl"pərkə (Maastricht), nōͅlø͂ͅpərkə (Maastricht), /  naoluiperke/ (Maastricht), vgl. pag. 211: krijgertje spelen, ongebr.; steeds naoluiperke speule.  naoluiperke (speule) (Maastricht), tikkertje spelen: tikkerke (Maastricht), /  tikkertsje (Maastricht) / [SND (2006)] || Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Nalopertje (spelen): krijgertje spelen. || tikkertje/ [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND m] III-3-2
krijsen keken: keeke (Maastricht, ... ), keke (Maastricht, ... ), kekə (Maastricht), kēēkə (Maastricht), krijsen: krijse (Maastricht), kweken: kwaakə (Maastricht), schreeuwen: sjriewe (Maastricht) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krijt krijt: e stök witte kriēt (Maastricht), kri.t (Maastricht), krīt (Maastricht) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || Het krijt waarmee het aantal te malen kiloɛs en de naam van de klant op het molenbord worden genoteerd. In Q 88 telde de molenaar volgens de boeren wel eens teveel. Men noemde dat dubbel schrijven (dø̜bǝl šri.vǝ)(Coenen, pag. 178).' [Coe 246; Grof 277] || krijt [ZND m] II-3, III-3-1