e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onelegant paard lubbes: lø̜bǝs (Maastricht) Lomp paard. [N 8, 20 en 62n] I-9
oneven, niet door twee deelbaar oncompleet: oonkompleet (Maastricht), oneven: oneve (Maastricht), oneven (Maastricht), onéve (Maastricht), ooneevə (Maastricht, ... ), ooneve (Maastricht, ... ), oonevə (Maastricht), oonēēvə (Maastricht), óneffe (Maastricht), óneve (Maastricht, ... ) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
onfatsoenlijk niet gepermitteerd: neettepermiteere (Maastricht), onbeschoft: ónbesjóf (Maastricht), onfatsoendelijk: oonfətsoendəlik (Maastricht), oonfətsoundələk (Maastricht), ónfetsoendelik (Maastricht), onfatsoenlijk: onfatsoonlik (Maastricht), oonfetsoenlik (Maastricht), oonfetsounelik (Maastricht), oonfutsoenluk (Maastricht), oonfátsoenlək (Maastricht), oonfətsòjnlik (Maastricht), ónfetsoenlik (Maastricht), ongemanierd: oongəməneert (Maastricht), óngemeneerd (Maastricht), ordinair: ordineer (Maastricht), vies: feis (Maastricht) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongaar stuk deeg riem: rēm (Maastricht) Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.] II-1
ongebluste kalk ongebluste kalk: ongǝblø̜s˱dǝ kalǝk (Maastricht), ongeleste kalk: ongǝlɛs˱dǝ kalǝk (Maastricht) Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.] II-9
ongedierte, algemeen beestjes: bieskes (Maastricht), dat beest bijt venijnig: dat bies bit venijnig (Maastricht), insecten: insecten (Maastricht), idiosyncr. (enk) / insekte (mv.)  insek (Maastricht), ongedierte: idiosyncr.  òngedierte (Maastricht), ongesiefer: ongesiefer (Maastricht, ... ), oongesiefer (Maastricht), óngesiefer (Maastricht), idiosyncr.  ongesíefer (Maastricht), ongesieferte: oongesieferte (Maastricht), venijn: idiosyncr. uitspraak: lezen zoals t er staat / betekenis: vergif  venien (Maastricht) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || ongedierte || schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)] || venijn(t), in de betekenis van klein gedierte; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-4-2
ongehoorzame jongen batraaf: batteraof (Maastricht), battə raof (Maastricht), battəraof (Maastricht), bàttəraov (Maastricht), deugniet: däögəneet (Maastricht), kwajong: gamyn koejong (Maastricht), koejong (Maastricht), koejòng (Maastricht), koejóng (Maastricht), vlegel: vlegel (Maastricht, ... ) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven concubinaat: concubinaot (Maastricht), hoddelen: hóddele (Maastricht), hokken: hokke (Maastricht, ... ), hōkkə (Maastricht), hòkkə (Maastricht, ... ), hókke (Maastricht), Soms noemt men het zo.  hoeke (Maastricht), in concubinaat leven: in concubinaat leve (Maastricht), ophouden: ophawwe (Maastricht), samen houden (het): ⁄t same hawwe (Maastricht), samenwonen: samenwoene (Maastricht) een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2
ongelijk hangen lempen: lempǝ (Maastricht), lommelen: lømǝlǝ (Maastricht), timpen: tempǝ (Maastricht), uitlongelen: ūtløŋǝlǝ (Maastricht) Ongelijk hangen, gezegd van een zoom. [monogr.] II-7
ongelovige ongelovige: oongeluivige (Maastricht, ... ) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3