e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woensdag voor pasen goensdag in de goede week: goonsdag in de gooj week (Maastricht) De woensdag in de week vóór Pasen [schorsel-/schortelwoensdag]. [N 96C (1989)] III-3-3
woensdagx goensdag: goensdag (Maastricht), goonsdaag (Maastricht), goonsdag (Maastricht, ... ), goonsdeg (Maastricht, ... ), goonsdig (Maastricht), goonsdəch (Maastricht), goonsdəg (Maastricht, ... ), goónstig (Maastricht), gōnsdax (Maastricht), gōnsdəg (Maastricht), góonsdeg (Maastricht), ⁄t goonsdach (Maastricht) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen ravotten: ravotte (Maastricht), rennen: renne (Maastricht), ruw lopen: rauw loupe (Maastricht), stormen: störme (Maastricht), wild lopen: wèld loupe (Maastricht) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
woest, wild rijden razen: raoze (Maastricht), rossen: Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.  rosse (Maastricht), rossə (Maastricht), ròssə (Maastricht), rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  rootsje (Maastricht), rótsjə (Maastricht), scheuren: sjörə (Maastricht), vegen: veegə (Maastricht), wild (bn.): wèld (Maastricht) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wol wol: wol (Maastricht) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsgebit, gebroken gebit trens: trɛns (Maastricht) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolfskers dolle kers: Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  dol kērs (Maastricht) Wolfskers (atropa belladonna). Plant uit bosrijke bergstreken, als artsenij-gewas gekweekt en soms verwilderd. De bladeren zijn gaafrandig met 1 tot 3, meestal enigszins overhangende, paarsachtig bruine bloemen in de oksels. De bessen zijn zwart en zeer g [N 92 (1982)] III-4-3
wolkenbank bank: baank (Maastricht), streep: striep (Maastricht), wolkbank: wollekbaenk (Maastricht), wolkenbank: wollekebaank (Maastricht) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wollen muts (kinderen) muts: möts (Maastricht) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde blessure: blessuur (Maastricht), letsel: lètsel (Maastricht), wonde: wond (Maastricht), woond (Maastricht), wón(d) (Maastricht) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2