e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood uit de oven halen uithalen: uthōlǝ (Maastricht), uittrekken: ūttrękǝ (Maastricht) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen opruimen: oprø̜̄jmǝ (Maastricht), uitpakken: utpakǝ (Maastricht), uitpikken: utpekǝ (Maastricht) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje broodje: bruudsje (Maastricht), inz. kadetje E bruudsje mèt kies Zeute bruudsjes bakke (soms: klein) Bruudsjes bakke E bruudsje van bijj Harreger van 11/2 sent De broed trakteerde de bruutsjes op bruudsjes  bruudsje (Maastricht), chrmoule (wa.): sjeermoile (Maastricht), Tegeswoordig zuut me bijj geine bekker mie sjeermoule kriege, in de jaor 1890 waore ze nog euveraal te kriege De kraanke bekker kreeg ¯n gebroje kerremenaot en e paar sjeermoule  sjeermoul (Maastricht), kadetje: cedetsches (Maastricht), kadètsje (Maastricht), kedètsjes (Maastricht), Veerse kadètsje mèt zwarbroed  kadètsje (Maastricht), pistolet: piestolee (Maastricht), pistelees (Maastricht), pistolets (Maastricht), Mèt ei piestoleeke had heer smörreges genóg  piestolee (Maastricht), roggeltje: Ei wittebroed en twie rögkelkes, bekker  rögkelke (Maastricht), vlinder: vlinders (Maastricht) bekend klein tarwebroodje || broodje || broodje van tarwe en roggemeel || kadetje || klein brood || langwerpig min of meer spits week broodje (met suiker) en enige krenten || pistolet || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || waterbroodje III-2-3
broodkar broodkar: brutkār (Maastricht), broodwagel: brutwāgǝl (Maastricht) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst kop: kø̜p (Maastricht), kopjes: kø̜pkǝs (Maastricht), korstje: kø̄rskǝs (Maastricht) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmand broodkorf: brutkø̜rǝf (Maastricht) Mand, vaak rechthoekig van vorm, waarin de bakker brood naar de markt of naar de klant bracht. De bakkersmand was volgens het Venrays woordenboek (pag. 78) een grote vierkante gevlochten mand, die meestal voor op een transportfiets stond en waarmee het brood bezorgd werd. [N 40, 96; N 40, 115; monogr.] II-12
broodmes broodmes: broedmets (Maastricht), broedmèts (Maastricht), broodmets: Dat broedmets is te bot Wee sjèlt noe ¯nen eerappel mèt e broedmets  broedmets (Maastricht) broodmes || mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven bakkersoven: bɛkǝrsōvǝ (Maastricht), bakoven: bakōvǝ (Maastricht), broodoven: brūtōvǝ (Maastricht), oven: hō.vǝ (Maastricht), hōǝvǝ (Maastricht), ōvǝ (Maastricht), ǭvǝ (Maastricht), ǭǝvǝ (Maastricht) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodrek broodrek: brutręk (Maastricht), hortje: hǫrtšǝs (Maastricht), rek: ręk (Maastricht) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
broodslot krul: krø̜l (Maastricht), punt: %%meervoud%%  punten (Maastricht), slot: slot (Maastricht) De plaats waarde uiteinden van de opgerolde deegplak over elkaar vallen. [N 29, 56; monogr.] II-1